Parkeerbeheer

Laatste update: 7 oktober 2015

Over het onderzoek
In Amsterdam geldt voor grote delen van de stad ‘betaald parkeren’ via een parkeerautomaat of door middel van een parkeervergunning. Tot 2008 was de uitvoering en handhaving van het betaald parkeren een taak van een gemeentelijke dienst. In 2008 besloot het college van B en W de taak te laten uitvoeren door een nieuwe, verzelfstandigde overheids-BV: Cition.

Uit een verkennend onderzoek dat wij in 2014 uitvoerden naar het proces van verzelfstandiging van het parkeerbeheer, bleek dat de besluitvorming een complex en langdurig proces is geweest. We konden er niet uit concluderen dat de besluitvorming zorgvuldig had plaatsgevonden. In Parkeerbeheer onderzoeken we de aanwezigheid en kwaliteit van informatie, en de kwaliteit van de besluitvorming van de verzelfstandiging van het parkeerbeheer.

Status
Het onderzoek is gepubliceerd in oktober 2015. Lees de belangrijkste conclusies in het bestuurlijk rapport en de belangrijkste bevindingen in het onderzoeksrapport.

Veelgestelde vragen

Wat was het doel van het onderzoek?

In 2003 startte het college van B&W een proces van verzelfstandiging van het parkeerbeheer. Dit leidde ertoe dat in 2008 Cition, een verzelfstandigde overheids-BV, het parkeerbeheer ging uitvoeren. In 2012 besloot het college tot aanbesteding van het parkeerbeheer. Die aanbesteding heeft in 2015 plaats gevonden. De rekenkamer ging na of de besluitvorming over de verzelfstandiging en privatisering van het parkeerbeheer van voldoende kwaliteit was, namelijk zoveel mogelijk transparant, consistent en rationeel. Ook is nagegaan of de bestaande raamnota over verzelfstandigingen een toereikend kader is voor verzelfstandiging en privatisering.

Wat zijn de conclusies van het onderzoek?

De belangrijkste conclusie is dat de genomen besluiten lang niet altijd transparant, consistent en rationeel waren.

De eerste fase – de denkfase – sloot het college in 2003 al na een maand af met de constatering dat de activiteiten die door de Dienst Stadstoezicht werden uitgevoerd, konden worden afgestoten. Het college nam echter geen besluit over de vraag hoe de nieuwe organisatie er dan wel uit moest zien. Om ons onduidelijke redenen besloot het college toch verder te gaan, waarmee het afweek van de in zijn eigen raamnota vastgestelde systematiek.

De tweede fase – de onderzoeksfase – duurde van 2003 tot 2008 en werd vooral gekenmerkt door lange onderhandelingen tussen het college en de stadsdelen over de toekomstige positie van de Dienst Stadstoezicht en over de verdeling van de kosten. Pas nadat een compromis tussen centrale stad en stadsdelen was bereikt, konden noodzakelijke onderdelen van de onderzoeksfase, zoals een sterkte/zwakte analyse en het opzetten van een business case voor het nieuwe bedrijf worden gestart. Op grond van de vele afwijkingen van de procedure, zoals die is vastgelegd in de gemeentelijke raamnota’s, meent de rekenkamer dat de besluitvorming in deze fase niet consistent was.

In de derde fase – de uitvoeringsfase – zijn de belangrijkste besluiten over de privatisering genomen. Die zijn niet optimaal te noemen: ze schieten te kort in consistentie, transparantie en rationaliteit. Verschillende malen zijn in de besluitvorming nieuwe elementen ingebracht, zoals de winstgevendheid van het bedrijf, problemen rond de parkeerketen, een second opinion over de finan­ciële gevolgen van de privatisering en het meedoen van Cition aan de aanbesteding. De argumentatie voor deze wendingen is vaak niet duidelijk, soms niet te achterhalen of ze doet afbreuk aan de argumentatie, die is ingebracht voor de verzelfstandiging en privatisering. In het besluit tot aanbesteding wordt geen aandacht gegeven aan de verschillen van inzicht over de financiële gevolgen van de aanbesteding. Het besluit tot het toelaten van Cition tot de aanbesteding is weinig rationeel, in de zin dat het niet spoort met de inschatting dat een eigen overheidsbedrijf minder effi­ciënt is dan een marktpartij.De belangrijkste conclusie over de bruikbaarheid van de gemeentelijke raamnota is dat daarin weinig aandacht uitgaat naar privatisering.

Welke aanbevelingen doet de rekenkamer?

De rekenkamer doet de volgende aanbevelingen:

  1. Zorg voor meer expliciete exit- en bijstuurmogelijkheden in het algemene beleid. Dat is nuttig om politieke interventies in crisisachtige situaties als waarin de verzelfstandiging en privatisering van het parkeerbeheer zich heeft voltrokken zorgvuldig in te bedden.
  2. Verhelder de procedures en baken de verantwoordelijkheden duidelijker af. Verzelfstandiging en privatisering zijn politiek gevoelige onderwerpen, die zorgvuldigheid in argumentatie vereisen.
  3. In de raamnota moet expliciete aandacht komen voor privatisering, waarbij het proces wat moet leiden tot privatisering duidelijk moet worden onderscheiden van het verzelfstandigingsproces.
  4. Er moet tijd en ruimte worden genomen om de gevolgen te kunnen overzien als door plotselinge politieke wendingen een andere weg wordt ingeslagen.

Hoe heeft het college van B&W op de aanbevelingen gereageerd?

Het college staat niet erg positief tegenover onze aanbevelingen. Het college lijkt de eerste aanbeveling overbodig te vinden, de tweede is volgens het college al in uitvoering, de derde wordt niet nood­zakelijk geacht en de vierde noemt het college moeilijk uitvoerbaar.

Wat vindt de rekenkamer van de reactie van het college?

Het college meent dat de verzelfstandiging en privatise­ring van het parkeerbeheer vooral een politiek bestuurlijk proces is geweest en het gebeurde in die context moet worden bekeken. Dat laatste is precies wat we hebben gedaan. Onze kanttekeningen zijn met in achtneming van die context. Wij hebben geworsteld met de vraag wat in die context met respect voor het primaat van de politiek om iets te willen, gezegd kan worden over de kwaliteit van de besluit­vorming. Wij willen aan de hand van dit voorbeeld in gesprek over hoe het beter kan. Het college lijkt dat niet zinvol te vinden, schijnbaar omdat de opvatting wordt gehuldigd dat in een politieke bestuurlijke context de kwaliteit van de besluit­vorming niet te beïnvloeden is en dus ook niet te verbeteren.

Het college stelt dat de wijze van pri­vatisering een technische uitvoering betreft en daarom lastig in beleid te vatten is. Deze opmerking begrijpen we niet. Uit onze beschrijving van de voorbereiding van en de besluitvorming over de aanbesteding van het parkeerbeheer blijkt dat hierover meer dan drie jaar politiek bestuurlijk gesteggeld is. Dit benoemen als ‘technische uitvoering’ doet geen recht aan de werkelijkheid.

Toen de rekenkamer dit onderzoek startte was zij zich ervan bewust dat zij een ingewikkeld onderwerp aansneed, omdat in de meeste politieke besluitvormings­processen het maken van plannen en het nemen van beslissingen nauw verweven zijn. Het nemen van beslissingen is het domein van de politiek en in principe voor de rekenkamer een gegeven. Niemand wil echter dat door het politieke karakter van de besluitvorming verkeerde beslissingen worden genomen. Verkeerd in die zin dat de beslissing uiteindelijk volgens alle betrokkenen volstrekt verkeerd uitpakt en dat dat voorkomen had kunnen worden op grond van de informatie die aanwezig was op het moment dat het besluit werd genomen. Met dit onderzoek hebben we een bijdrage willen leveren aan het voorkomen van dat soort verkeerde beslissingen. We hopen dat de gemeenteraad ondanks de reactie van het college onze aanbeve­lingen wil onderstrepen.

 

Tijdlijn

7 oktober 2015

Publicatie

5 september 2014

Onderzoeksopzet