Quick scan jaarstukken 2006, gemeente Amsterdam

Laatste update: 23 mei 2007

De jaarstukken 2006 van de gemeente Amsterdam bestaan uit het jaarverslag 2006 en de jaarrekening 2006. De rekenkamer heeft een quick scan uitgevoerd naar twee aspecten van de jaarstukken, nl.:

  • De presentatie van het resultaat en de aansluiting van het resultaat met de mutatie in het eigen vermogen;
  • De inhoud van de paragraaf weerstandvermogen

De aanleiding van dit onderzoek is geweest de kwaliteit van de verslaglegging in de jaarstukken en de discussie over het resultaat en het eigen vermogen die hierover bij gemeenten wordt gevoerd. Het resultaat en het eigen vermogen zijn immers voor de gemeenteraad belangrijke ‘parameters’ voor de beoordeling van de financiële positie en daarmee de mogelijkheden voor beleidsontwikkeling- en uitvoering. Dit onderzoek is een vervolg, maar tevens een uitbreiding op het onderzoek dat de Rekenkamer Amsterdam vorig jaar heeft gedaan naar de jaarstukken 2005.

Onze onderzoeksvragen zijn:

Presentatie resultaat en verwerking in eigen vermogen:
1. Is de weergave van het resultaat en de verwerking daarvan in het eigen vermogen juist?
2. Wat is de kwaliteit van de weergegeven informatie over het resultaat en de verwerking daarvan in het eigen vermogen?

Inhoud paragraaf weerstandsvermogen:
3. Voldoet de weergave van de informatie in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen’ aan de daar aan te stellen eisen?
4. Wat is de kwaliteit van de weergegeven informatie in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen’?

Ons onderzoek hebben wij uitgevoerd met behulp van openbaar beschikbare jaarstukken. Wij hebben daarom en ook gezien de aard van het onderzoek geen hoor en wederhoor toegepast, zoals dat bij andere onderzoeken van de rekenkamer wel het geval is.

De uitkomsten van ons onderzoek naar de jaarstukken 2006 van de centrale stad is dat de kwaliteit over het algemeen voldoende is.

Toelichting op de uitkomsten:

  • Het jaarresultaat 2006 vóór bestemming van € 121 miljoen is, op een klein verschil van € 110.000 na, gelijk aan de toename van het gepresenteerde eigen vermogen van de gemeente. Dit is in overeenstemming met het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV). Het college van burgemeester en wethouders biedt de gemeenteraad een jaarrekening ter vaststelling aan, waarin het resultaat vóór bestemming volledig is verwerkt in de reserves. Voor zover deze mutaties nog niet waren begroot is alleen de raad bevoegd om deze mutaties goed te keuren. In de raadsvoordracht bij de jaarstukken verzoekt het college de raad expliciet in te stemmen met alle mutaties in de reserves. De rekenkamer heeft geconstateerd dat de daadwerkelijke in de jaarstukken verwerkte mutaties in de reserves ruim tweemaal zo hoog zijn dan de begrote mutaties in de reserves. Vanuit de optiek van het budgetrecht van de raad acht de rekenkamer dit geen wenselijke uitkomst. De rekenkamer beveelt aan om de mutaties in de reserves, eventueel via tussentijdse begrotingswijzigingen, zo goed mogelijk te ramen. Overigens is de rekenkamer van mening dat de kwaliteit van de door het college gegeven toelichtingen op het resultaat en de reserves ten opzichte van 2005 sterk is verbeterd. Op een aantal onderdelen en bij een aantal reserves is echter nog verbetering mogelijk. Zo is in een groot aantal gevallen de aard van de reserve niet vermeld. Ook is de rekenkamer van oordeel dat de toelichting op de bestemmingsreserve Noord/Zuidlijn en de reserve afkoopsommen erfpacht kan worden verbeterd.
  • Ten aanzien het weerstandsvermogen heeft de rekenkamer geconstateerd dat de gemeente dit begrip anders toepast dan door de wetgever is bedoeld. Wel zijn over het algemeen de gegeven toelichtingen op de weerstandscapaciteit en de risico’s van een behoorlijk niveau. De rekenkamer is van oordeel dat de paragraaf weerstandsvermogen nog in betekenis kan toenemen door de wettelijke begrippen te gaan hanteren. Hierdoor wordt het voor de raad eenvoudiger om een oordeel te vormen over de toereikendheid van het weerstandsvermogen en de weerstandscapaciteit van de gemeente.

Ten slotte hebben wij onderzocht of onze aanbevelingen uit ons onderzoek naar de jaarrekening 2005 (rekenkamerbrief d.d. 2 juni 2006, kenmerk RA/06/46) zijn opgevolgd. Belangrijkste conclusie is dat het gepresenteerde resultaat vóór bestemming (in 2006 € 121 miljoen; in 2005 € 208 miljoen) nu wel conform de richtlijnen van het BBV is berekend en verwerkt in het eigen vermogen. Een andere aanbeveling was om de reserves beter toe te lichten, eventueel in een afzonderlijk document bij de jaarstukken. Deze aanbeveling heeft het college niet overgenomen. Wel heeft de rekenkamer geconstateerd dat de toelichtingen op de mutaties in de belangrijkste reserves verbeterd zijn. De toelichtingen op de begrote mutaties en de werkelijke mutaties ontbreken echter nog veelal. De laatste aanbeveling was om de eindstand van de reserves uit het voorgaande jaar te laten aansluiten op de beginstand van de reserves in het verslaggevingsjaar en eventuele verschillen toe te lichten. De rekenkamer constateert bij de jaarstukken 2006 weer een klein verschil tussen de standen van de reserves zonder dat dit is toegelicht.