Vervolgonderzoek Voortijdig schoolverlaten

Laatste update: 4 december 2007

De aanpak van voortijdig schoolverlaten is in de gemeente Amsterdam verbeterd. Het aantal onbekende en mogelijke voortijdig schoolverlaters is met 70% verminderd. Hierdoor waren er begin 2007 nog 10.040 voortijdig schoolverlaters. Daarnaast werken de centrale stad en de stadsdelen nauwer samen, bijvoorbeeld door het inrichten van een Stedelijk Bureau Leerplicht/RMC en het benutten van Jongerenloketten van de Dienst Werk en Inkomen bij de aanpak van voortijdig schoolverlaten. De registratie van voortijdig schoolverlaters kan nog wel verbeteren.

Rapport ‘Voortijdig schoolverlaten’ februari 2006
In februari 2006 heeft de Rekenkamer Amsterdam het rapport ‘Voortijdig schoolverlaten’ gepubliceerd. In 2006 concludeerde de rekenkamer dat het de gemeente Amsterdam niet is gelukt om het aantal voortijdig schoolverlaters met 30% te verminderen. Uit het onderzoek bleek dat de gemeente via de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-functie) wel veel activiteiten ondernam om voortijdig schoolverlaters terug naar school of weer aan het werk te krijgen. De rekenkamer constateerde echter een aantal tekortkomingen in de uitvoering:

  • De registratie van voortijdig schoolverlaters was van onvoldoende kwaliteit.
  • De uitvoering van de doorverwijzing was te weinig gericht op het behalen van een startkwalificatie.
  • De gemeente besteedde geen aandacht aan de effectiviteit van de doorverwijzing.
  • De bestuurlijke en ambtelijke aansturing van de RMC-clusters was niet goed geregeld.

De rekenkamer onderzocht na anderhalf jaar op welke wijze het college van B&W en de dagelijks besturen van de stadsdelen  Amsterdam-Centrum, Oost/Watergraafsmeer, Oud-Zuid, Zeeburg en ZuiderAmstel uitvoering gaven aan de aanbevelingen in het rapport van 2006.

Meeste aanbevelingen deels of geheel uitgevoerd
De rekenkamer constateert dat de gemeenteraad en de vijf betrokken stadsdeelraden, met uitzondering van Amsterdam-Centrum, geen expliciet besluit hebben genomen over de aanbevelingen. Toch concludeert de rekenkamer dat de centrale stad en de gezamenlijke stadsdelen aan de slag zijn gegaan met de meeste aanbevelingen. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal onbekende en mogelijke voortijdig schoolverlaters met 70% is verminderd tot 10.040 begin 2007. Het resterende aantal mogelijk voortijdig schoolverlaters beoogt de gemeente met 10% te laten afnemen tot 9.000 in 2008.

Organisatie en uitvoering verbeterd
Van de 8 aanbevelingen zijn er 4 geheel en 3 deels uitgevoerd:

  • De aansturing is verbeterd door een Stedelijk Bureau Leerplicht/RMC in te richten.
  • Met het ‘Bestuursakkoord 2006-2010’ tussen stad en stadsdelen en het beleidsplan ‘Jong Amsterdam’ is een nieuw beleidskader vastgelegd.
  • De samenwerking is verbeterd doordat de Jongerenloketten van de Dienst Werk en Inkomen benut worden bij de aanpak van voortijdig schoolverlaten.
  • De wijze waarop uitvoerders voortijdig schoolverlaters benaderen, doorverwijzen en volgen is meer uniform.

Verbetering nodig in registratie en informatie aan de raad
De rekenkamer acht echter nog wel verdere verbeteringen nodig:

  • Bij de registratie van voortijdig schoolverlaters is inmiddels bekend of ze werken of op een traject zitten om een startkwalificatie te behalen, maar is onbekend of dit ook daadwerkelijk tot het behalen van een startkwalificaties leidt: het uiteindelijke doel van het beleid.
  • Hoe de gemeenteraad en stadsdeelraden geïnformeerd worden over de resultaten van het beleid is nog niet geregeld.

Reacties college en dagelijks besturen
Namens de gemeente Amsterdam en de samenwerkende stadsdelen hebben de wethouder Onderwijs en portefeuillehouder Onderwijs van Oost/Watergraafsmeer instemmend op het rapport gereageerd.